Richtlijn Vragen formuleren
Richtlijn Vragen formuleren
Wat zijn vragen? uitklapper, klik om te openen
Vragen in (online) leermateriaal bestaan altijd uit een vraagstimulus en een responsformat. De vraagstimulus is de vraagstelling. Het responsformat is de manier waarop het antwoord moet worden gegeven. Dit kan een open (zelf het antwoord intypen) of gesloten format (keuze maken uit antwoordopties) zijn. In deze richtlijn krijg je uitleg over het gesloten format. Soms bevat een vraag een derde component: de context. Dit is bijv. een casus. Een vraag met context maakt het mogelijk om inzichtvragen te stellen. De vraag moet dan verwijzen naar de informatie in de context.
Waarom moet je vragen verwerken in online leermateriaal? uitklapper, klik om te openen
Met vragen maak je het leermateriaal interactief. Dit helpt de lerende op twee manieren:
- Voorkennis activeren. Door de module te beginnen met één of meerdere vragen bereid je de lerende voor op wat gaat komen.
- Actieve verwerking van de stof. Bijv. door:
- Kennischeck: Heeft de lerende het voorgaande begrepen?
- Toepassing: Kan de lerende het geleerde toepassen bij een casus?
- Reflectie: laat de lerende nadenken over zijn/haar beroepspraktijk en handelen.
Waaraan voldoet een sterke vraagstelling? uitklapper, klik om te openen
- Gebruik korte, heldere zinnen. Het gaat om het toetsen van de leerinhoud en niet om taalbegrip.
- Vermijd dubbele ontkenning (‘nooit geen’, ‘niet onmogelijk’). Vermijd ook het opnemen van een ontkenning in de vraagstelling én een ontkenning in de antwoordopties (‘Wat is niet waar? Kruidnagel is geen specerij').
- Vermijd absolute of vage woorden: gebruik woorden als ‘altijd’, ‘nooit’, ‘meestal’, ‘zeker’ zo min mogelijk. Deze woorden zijn te weinig objectief en geven aanleiding tot discussie.
- Wees reëel. Zorg ervoor dat vragen alleen te beantwoorden zijn door de leerstof te hebben bestudeerd en op basis van algemene kennis of logisch nadenken.
- Voorkom overbodige informatie in de vraag of de context van de vraag.
Waaraan voldoen sterke antwoordopties? uitklapper, klik om te openen
- Plausibele antwoordopties: vermijd onzin-antwoorden. Een goede meerkeuzevraag hoeft niet per se vier, maar kan ook drie, vijf of meer antwoordopties hebben.
- Aansluiting: zorg ervoor dat de antwoordopties grammaticaal en inhoudelijk goed aansluiten op de vraagstelling.
- Lengte: zorg ervoor dat de antwoordopties bij een vraag allemaal ongeveer even lang zijn en gelijksoortig van aard.
- Antwoordopties korter dan vraag: hanteer dit altijd als richtlijn. De vraagstelling moet de meeste informatie bevatten. De alternatieven moeten zich beperken tot de kerninformatie die de keuze bepaalt.
- Antwoordopties sluiten elkaar uit: hierdoor zorg je ervoor dat er maar één antwoordoptie juist is.
Voorbeeld uitklapper, klik om te openen
[Context]
De heer Van Dam is 35 jaar oud. Hij heeft een bacteriële bronchopneumonie. Hij is niet recent opgenomen geweest in een ziekenhuis of verpleeghuis, ook is hij daar niet werkzaam. Meneer van Dam is verder niet immuungecompromitteerd.
[Vraagstimulus]
Wat is de meest waarschijnlijke verwekker van zijn bronchopneumonie?
[Responsformat]
a. Hemophilus influenzae
b. Klebsiella pneumoniae (correct)
c. Pneumocystis carinii
d. Staphylococcus aureus
e. Streptococcus pneumoniae