Back

Richtlijn Vragen formuleren

Richtlijn Vragen formuleren

Wat zijn vragen? uitklapper, klik om te openen

Vragen in (online) leermateriaal bestaan altijd uit een vraagstimulus en een responsformat. De vraagstimulus is de vraagstelling. Het responsformat  is de manier waarop het antwoord moet worden gegeven. Dit kan een open (zelf het antwoord intypen) of gesloten format (keuze maken uit antwoordopties) zijn. In deze richtlijn krijg je uitleg over het gesloten format. Soms bevat een vraag een derde component: de context. Dit is bijv. een casus. Een vraag met context maakt het mogelijk om inzichtvragen te stellen. De vraag moet dan verwijzen naar de informatie in de context.

Waarom moet je vragen verwerken in online leermateriaal? uitklapper, klik om te openen

Met vragen maak je het leermateriaal interactief. Dit helpt de lerende op twee manieren:

  1. Voorkennis activeren. Door de module te beginnen met één of meerdere vragen bereid je de lerende voor op wat gaat komen.
  2. Actieve verwerking van de stof. Bijv. door:
    • Kennischeck: Heeft de lerende het voorgaande begrepen?
    • Toepassing: Kan de lerende het geleerde toepassen bij een casus?
    • Reflectie: laat de lerende nadenken over zijn/haar beroepspraktijk en handelen.

Waaraan voldoet een sterke vraagstelling? uitklapper, klik om te openen

    1. Gebruik korte, heldere zinnen. Het gaat om het toetsen van de leerinhoud en niet om taalbegrip.
    2. Vermijd  dubbele  ontkenning (‘nooit  geen’,  ‘niet  onmogelijk’).  Vermijd ook  het opnemen  van  een  ontkenning  in  de  vraagstelling  én  een  ontkenning  in  de antwoordopties (‘Wat is niet waar? Kruidnagel is geen specerij').
    3. Vermijd  absolute  of  vage  woorden: gebruik  woorden  als  ‘altijd’,  ‘nooit’, ‘meestal’,  ‘zeker’  zo  min  mogelijk.  Deze  woorden  zijn  te  weinig  objectief  en geven aanleiding tot discussie. 
    4. Wees  reëel. Zorg  ervoor  dat  vragen  alleen  te  beantwoorden  zijn  door  de leerstof  te  hebben  bestudeerd  en  op  basis  van  algemene  kennis  of  logisch nadenken.
    5. Voorkom overbodige informatie in de vraag of de context van de vraag.

Waaraan voldoen sterke antwoordopties? uitklapper, klik om te openen

    1. Plausibele  antwoordopties: vermijd  onzin-antwoorden. Een goede meerkeuzevraag hoeft niet per se vier, maar kan ook drie, vijf of meer antwoordopties hebben.
    2. Aansluiting: zorg  ervoor  dat  de  antwoordopties grammaticaal en inhoudelijk goed aansluiten op de vraagstelling.
    3. Lengte: zorg  ervoor  dat  de  antwoordopties  bij  een  vraag  allemaal  ongeveer  even  lang zijn en gelijksoortig van aard.
    4. Antwoordopties korter dan vraag: hanteer dit altijd als richtlijn. De vraagstelling moet de  meeste  informatie  bevatten.  De  alternatieven  moeten  zich  beperken  tot  de kerninformatie die de keuze bepaalt.
    5. Antwoordopties sluiten elkaar uit: hierdoor zorg je ervoor dat er maar één antwoordoptie juist is.

Voorbeeld uitklapper, klik om te openen

[Context]
De heer Van Dam is 35 jaar oud. Hij heeft een bacteriële bronchopneumonie. Hij is niet recent opgenomen geweest in een ziekenhuis of verpleeghuis, ook is hij daar niet werkzaam. Meneer van Dam is verder niet immuungecompromitteerd.

[Vraagstimulus]
Wat is de meest waarschijnlijke verwekker van zijn bronchopneumonie?

[Responsformat]
a. Hemophilus influenzae
b. Klebsiella pneumoniae (correct)
c. Pneumocystis carinii
d. Staphylococcus aureus
e. Streptococcus pneumoniae

Thank you for your review!

Has this information helped you?

Please tell us why, so that we can improve our website.

This website uses cookies

This website uses cookies This website displays videos from, among others, YouTube. Such parties place cookies (third-party cookies). If you do not want these cookies, you can indicate that here. We also place cookies ourselves to improve our site.

Read more about the cookie policy

Agree No, rather not